Begrippenlijst §1, 2 & 3

Begrippenlijst

Achterstandswijk                                  Woonwijk waar de leefbaarheid tekortschiet. Heet ook probleemwijk.

Binnenstad                                         Oudste deel en centrum van een stad. Heet ook historische binnenstad.

Central business district (CBD)          Het kantoren-, winkel- en uitgaansgebied van een stad. Heet ook stadscentrum of centrale zakenwijk.

Cityvorming                                           Verdringing van de woonfunctie door kantoren en winkels.

Gentrificatie                                           Veranderingen in een arme woonwijk als rijke mensen er verwaarloosde woningen kopen en opknappen.

Industrie                                                 Het maken van goederen met behulp van machines in een fabriek (van één product worden er heel veel                                                                                         gemaakt).

Leefbaarheid                                          Mate waarin een woonwijk geschikt is om er te leven.

Natuurlijke bevolkingsgroei               Bevolkingsgroei of bevolkingsafname door het aantal geboorten min het aantal sterfgevallen.

Oude woonwijk                                     Stadswijk met een hoge woningdichtheid, gebouwd tussen 1870 en 1920 voor industriearbeiders.

Renovatie                                               Het opknappen van oude huizen, zodat ze voldoen aan moderne woonwensen.

Restauratie                                             Herstel van oude, waardevolle gebouwen.

Re-urbanisatie                                       Als het aantal inwoners van een stad weer stijgt na een periode van bevolkingsafname.

Sloop en nieuwbouw                           Slechte huizen afbreken en er nieuwe huizen voor in de plaats bouwen.

Stadscentrum                                        Kantoren-, winkel- en uitgaansgebied van een stad.

Stedelijke vernieuwing                        Het vernieuwen van woonwijken in een stad, zodat de leefbaarheid verbetert.

Suburbanisatie                                      De verstedelijking van het platteland door migratie vanuit een centrale stad.

Vestigingsoverschot                             Als zich in een gebied meer mensen vestigen dan dat er vertrekken.

Agglomeratievoordeel                       Voordeel dat bedrijven hebben doordat ze vlak bij andere bedrijven gevestigd zijn.

Arbeid                                                betaald werk dat mensen doen om goederen te maken of diensten te verlenen

Arbeidsextensief                                Bedrijf dat weinig arbeid nodig heeft.

Arbeidsintensief                                 Bedrijf dat veel arbeid nodig heeft.

Automatisering                                  Vervanging van arbeid door computers en computerprogramma’s.

Beroepsbevolking                               Mensen die betaald werk willen doen.

Dagbouw                                            Vorm van mijnbouw: winning van delfstoffen die (vlak) aan de oppervlakte liggen.

Delfstof                                              Grond- en brandstoffen die je uit de aarde haalt.

Dienstensector                                   Alle bedrijven die diensten verlenen. Heet ook tertiaire sector.

Export                                                 Levering van producten en diensten aan een ander land. Heet ook uitvoer.      

Grondstof                                           Stof waarmee een fabriek de productie begint.

Halffabricaat                                      Bewerkte grondstof

Hightechindustrie                               Industrie die gebaseerd is op hoogstaande technische kennis.

Industrie                                             Het maken van goederen met behulp van machines in een fabriek (van één product worden er heel veel gemaakt).

Infrastructuur                                     Alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen of informatie te vervoeren.

Kapitaal                                              Alle gebouwen, machines, hulpmiddelen en voertuigen die nodig zijn voor de productie.

Kapitaalgoed                                      Wat je nodig hebt om iets te maken: arbeid, kapitaal en natuur. Heet ook productiemiddel.

Kapitaalintensief                                Bedrijf dat dure installaties, dure machine en dure gebouwen nodig heeft.

Lichte industrie                                  Bedrijven die weinig (ruwe) grondstoffen gebruiken, maar veel halffabricaten.

Mechanisatie                                     Vervanging van menselijke arbeid door machines.

Mijnbouw                                           Winning van delfstoffen

Multinational                                     Bedrijf met vestigingen in verschillende landen.

Natuur                                                Onderdelen van de natuurlijke omgeving die nodig zijn voor de productie, zoals grond, delfstoffen, grondstoffen en                                                                water.

Productiemiddel                                Wat je nodig hebt om iets te maken: arbeid, kapitaal en natuur. Heet ook kapitaalgoed.

Ruwe grondstof                                  Grondstof die nog niet bewerkt is.

Schachtbouw                                      Vorm van mijnbouw, waarbij een delfstof in de ondergrond wordt gewonnen via een stelsel van gangen.

Staat                                                   Een duidelijk begrensd gebied met een soeverein bestuur.

Werkloosheid                                     Deel van de beroepsbevolking dat op zoek is naar werk.

Zware industrie                                  Bedrijven die veel zware grondstoffen gebruiken, zoals steenkool, ijzererts of ruwe olie.

Bevolkingskrimp                                Afname van de bevolking.

Demografische krimp                        Afname van de bevolking.

Geboortecijfer                                   Het aantal geboorten per duizend inwoners per jaar.

Geboorteoverschot                            Als er in een jaar meer mensen worden geboren dan dat er mensen sterven.

Leeftijdsopbouw                                 De samenstelling van de bevolking in verschillende leeftijdsgroepen.

Levensverwachting                            Het gemiddelde aantal te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd.

Migratie                                             Het verhuizen van de ene woonplaats naar een andere woonplaats. Als je dat doet, ben je een migrant.

Migratiesaldo                                    Som van vestiging en vertrek. Die kan positief zijn (vestigingsoverschot) of negatief (vertrekoverschot).

Natuurlijke bevolkingsgroei               Bevolkingsgroei of bevolkingsafname door het aantal geboorten min het aantal sterfgevallen.

Ontgroening                                       Afname van het aantal jongeren (onder de 20 jaar) in de bevolking.

Regionale ongelijkheid                      Verschillen in welvaart tussen het ene en het andere gebied.

Sociale bevolkingsgroei                     Verandering van het bevolkingsaantal doordat mensen uit een gebied vertrekken of doordat ze zich er vestigen.

Sterftecijfer                                        Het aantal sterfgevallen per duizend inwoners per jaar.

Sterfteoverschot                                Als er in een jaar meer mensen sterven dan dat er geboren worden.

Vergrijzing                                         Toename van het aandeel ouderen (65+) in de bevolking.

Vertrekoverschot                               Als er uit een gebied meer mensen vertrekken dan dat er zich vestigen.

Vestigingsoverschot                           Als zich in een gebied meer mensen vestigen dan dat er vertrekken.

 

 

Rating: 5 sterren
2 stemmen